Dit kader zou door instellingen kunnen worden gebruikt als katalysator voor discussie, ontwikkeling en implementatie van een initiële lerarenopleiding en -opleiding. De volgende gebieden moeten de inhoud van het raamwerk vormen.
A. Programma (Waarden). Geef duidelijk de idealen van het programma aan die ten grondslag liggen aan de manier waarop de doelstellingen worden bereikt en die als richtlijn voor gedrag dienen. Bijvoorbeeld: “we ontwikkelen reflectieve professionele docenten”, “we werken open en collaboratief” en “we behandelen iedereen met respect”.
B. Programma (Conceptuele basis). Geef de filosofische onderbouwing van het programma. Bijvoorbeeld: “Dit initiële lerarenopleidings- en trainingsprogramma bereidt leraren in opleiding voor en stelt ze in staat om hun vermogen te ontwikkelen om het onderwijs aan te passen aan de behoeften van studenten en contextuele factoren van de school (Reflective Pastoral Apprentice Partnership Model)”
C. Programma (Doel en doelstellingen). Geef aan wat het programma zal bereiken. Bijvoorbeeld: “Het algemene doel van het programma is om leraren in opleiding in staat te stellen hun vermogen te ontwikkelen om factoren aan te pakken die er tegen pleiten dat ze ‘hun studenten stevig in het centrum van het onderwijs”.
D. Programma (Ontwerp). Beschrijf hoe het programma zal werken. Bijvoorbeeld: “Er worden persoonlijke docenten voorzien voor docenten in opleiding”. “Van studenten wordt verwacht dat zij onder begeleiding een origineel onderzoek doen”. “Studentenleraren moeten worden opgeleid en getraind op het gebied van vroege jaren, technisch en beroepsonderwijs en andere vakken, afhankelijk van de voorkeur van de studenten en de beschikbaarheid van docenten”.
E. Curriculum (ontwerp). Beschrijf welke gebieden van onderwijs en kennis zullen worden ontwikkeld. Bijvoorbeeld: “Het curriculum zal worden verdeeld in drie gebieden van kennisontwikkeling: Pedagogische Kernvakken, Specialisatiegebieden, dwz Vroegschoolse, Technisch en Beroepsonderwijs en andere vakken en practicum.
F. Beoordeling. Geef een overzicht van het type of de typen beoordeling die zullen worden gebruikt. Bijvoorbeeld: “Leerkrachten worden beoordeeld door middel van zowel cursussen als eindexamens. Dit kunnen taken zijn zoals essays, leertijdschriften, objectieve vragen en mondelinge en praktische examens”.
G. Toelatingseisen. Vermeld de toelatingseis voor degenen die willen deelnemen aan het programma.
H. Partnerschap. Beschrijf de aard van de relatie tussen het programma en de belangrijkste belanghebbenden. Bijvoorbeeld: “De Onderwijsraad of de Raad van Bestuur zal algemeen toezicht houden op het programma”. “Scholen zullen via hun directeuren worden aangemoedigd om opmerkingen te delen over hoe het programma kan worden verbeterd”.
I. Kwaliteitsborging. Schets plannen voor validatie en/of accreditatie en de voordelen hiervan. Bijvoorbeeld: “Het initiële lerarenopleidings- en trainingsprogramma zal accreditatie aanvragen bij een internationale of regionale instantie”. “Dit zal ervoor zorgen dat studenten een kwaliteitsonderwijs krijgen”.
J. Personeel. Maak een lijst van wie de faculteit zal vormen. Bijvoorbeeld: “In eerste instantie zal het programma externe hulp gebruiken en bestaande faculteit gebruiken”.
K. Huisvesting. Geef aan welke afdeling of school het programma zal hosten. Bijvoorbeeld: “In eerste instantie zal de opleiding als arm of afdeling van X worden opgenomen, waarbij waar mogelijk gebruik wordt gemaakt van de huidige faciliteiten.
L. Financiën. Geef aan hoe het programma wordt gefinancierd. Bijvoorbeeld: “Er wordt jaarlijks een studententarief in rekening gebracht en waar mogelijk gesubsidieerd door de overheid en het bedrijfsleven in de vorm van beurzen en subsidies”.