Ronald Barnett zegt in zijn boek “The Idea of Higher Education” dat het bestuur van instellingen voor hoger onderwijs, waaronder beleidsvorming en strategische planning, een uitdrukking moet zijn van de wil van de hele academische gemeenschap. Hij stelt dat raden van bestuur en vice-kanselier in de eerste plaats geïnteresseerd zijn in de financiële status, de essentiële zaken om te kunnen functioneren, en dat het overmatig goedkeuren van het gebruik van prestatie-indicatoren en beoordelingssystemen het gemeenschapsgevoel in een instelling waarschijnlijk zal verminderen. Wanneer Barnett de term ‘gemeenschap van geleerden’ gebruikt, bedoelt hij een groep academici/geleerden met een interne cultuur van delen en een gemeenschappelijke reeks interesses. Het ontwikkelen van deze ‘gemeenschap’ in universiteiten kan worden gerealiseerd, maar kan worden belemmerd door managers die zich primair richten op de kosten en de essentiële zaken.
Als ik nadenk over het boek en de uitspraken van Barnett, realiseer ik me dat een participatieve benadering die zich manifesteert in een vorm van samenwerking binnen de overheid over het algemeen een uitstekend principe is om het management van instellingen voor hoger onderwijs te sturen. Er zijn inderdaad voordelen verbonden aan het hanteren van een participatieve benadering van het bestuur van het hoger onderwijs. Dit helpt bij het tot stand brengen van een evenwicht tussen bestuurlijke en scholastieke belangen en houdt ook het gevoel van ‘gemeenschap’ in een instelling in stand. Bovendien, als de faculteit mag deelnemen aan de ontwikkeling van beleid en het bestuursorgaan voert dit beleid uit, zal harmonie het resultaat zijn.
Waar ik voor pleit, is een proces van samensmelting van de betrokkenheid van docenten en medewerkers, faculteitsbronnen en managementtechnieken bij het bestuur van een instelling. Dit vereist in het bijzonder vier dingen: ten eerste, commentaar van personeel en docenten op gebieden zoals het gebruik en de verdeling van fondsen en het effectieve gebruik van middelen; ten tweede de ontwikkeling van een proces om hun mening en commentaar te vragen; ten derde ervoor zorgen dat er rekening wordt gehouden met meningen en opmerkingen bij het implementeren van beleid en het nemen van beslissingen die van invloed zijn op de hele academische gemeenschap; ten vierde, wil een collaboratieve vorm van interne overheid echt succesvol zijn, dan vereist het het gebruik van beoordelingsschema’s die gericht zijn op het balanceren van managementtechnieken en de betrokkenheid van docenten en personeel bij het bestuur. Dit beoordelingsschema zal ook dienen om te bepalen in hoeverre de opvattingen van de academische gemeenschap worden meegewogen.
Wereldwijd zijn er veel problemen waarmee degenen die instellingen voor hoger onderwijs leiden, worden geconfronteerd. Deze omvatten de noodzaak om overheids- en onderzoeksfinanciering te ontvangen om effectief te kunnen werken en om te laten zien dat de instelling geen ivoren toren is, maar relevant is en inspeelt op de behoeften van de lokale gemeenschap. De noodzaak om training en expertise te bieden bij het ontwikkelen van een goed geïnformeerde beroepsbevolking die is toegerust om deel te nemen aan de ontwikkeling van lokale en nationale doelen is ook belangrijk. Een ander probleem dat voor elke instelling voor hoger onderwijs speelt, vooral in de derde wereld, is dat van de middelen en de toenemende eisen die aan die instellingen worden gesteld om zelfvoorzienend te zijn, verantwoording af te leggen en meer te produceren met minder.
Deze en andere problemen waarmee instellingen voor hoger onderwijs worden geconfronteerd, kunnen raden van bestuur aanmoedigen om zich te concentreren op de financiële status en de essentiële zaken. Om met succes door deze problemen te navigeren, is echter een tempering van de controle vereist die wordt getoond door besturen met betrokkenheid van het personeel. Er is met andere woorden behoefte aan een samenwerkingsvorm van intern bestuur in hogeronderwijsinstellingen. Want inderdaad, er kan meer wijsheid worden verkregen van een groep mensen dan van een enkel individu dat alleen is bewapend met managementtechnieken.